Richtingsaanduidingen
Net zoals er anatomische aanduidingen zijn voor de ligging van structuren, zo zijn er ook termen waarmee bewegingen worden beschreven. De richtingsaanduidingen impliceren een beweging in een bepaalde richting, en vinden meestal in een specifiek lichaamsvlak plaats (afgezonderd van bewegingen in de schouder en heup waar combinaties van bewegingen – richtingsaanduidingen – mogelijk zijn).
Elke beweging heeft ook een contrabeweging (een teruggaande beweging), waardoor ze net als plaatsaanduidingen paarsgewijs voorkomen. De beschrijvingen van de bewegingsrichtingen gaan wederom uit van de anatomische houding. De richtingsaanduidingen zijn:
Flexie en extensie
Flexie/flexion (buigen) en extensie/extension (strekken). Deze bewegingen vinden voornamelijk plaats in sagittaal vlak (verdeling van linker en rechterhelft). Flexie en extensie zijn bewegingen die voorkomen in het heupgewricht, bij de knieën, de tenen. En in de armen bij het schoudergewricht, ellebooggewricht en de vingers.
Voor het voorwaarts en respectievelijk achterwaarts bewegen van de hele arm, het hele been, de romp en het hoofd worden de termen anteflexie (naar voren) en retroflexie (naar achter) gebruikt.
Dorsaalflexie en plaintairflexie
Het op- en neerwaarts bewegen van de hand en voet krijgen een aparte aanduiding. Dorsaalflexie/dorsiflexion (dorsaal = aan de rugzijde – de aanduiding voor grote structuren – gewrichten in dit geval) is de beweging van de hand en vingers en de voet en de tenen in opwaartse richting. Dus met de bovenzijde van de voet richting het scheenbeen of met de bovenzijde van de hand richting de voorarm. Dorsaalflexie wordt ook wel dorsiflexie genoemd. Het tegenovergestelde van dorsaalflexie is plantarflexie/plantarflexion waarbij de voet in de richting van de voetzool (neerwaarts) beweegt. Om nog een term toe te voegen, de neerwaartse beweging waarbij de hand in de richting van de handpalm beweegt, wordt palmairflexie genoemd.
Abductie en adduction
Abductie/abduction (beweging van de middellijn af) en adductie/adduction (beweging naar het midden van het lichaam toe). Onthoudt: adductie je voegt iets naar het lichaam toe. Deze bewegingen vinden plaats in het frontaal vlak (voor- en achterkant). Ab- en adductie vinden plaats bij de armen en benen.
Abductie van de arm is de beweging van de arm van het midden van het lichaam af. Adductie is de tegenovergestelde beweging waarbij je de arm in een zijwaarts gestrekte positie (terug) naar het lichaam toe beweegt.
Supinatie en pronatie
Supinatie/supination en pronatie/pronation zijn bewegingen waarbij het gaat om draaiingen van de voet of hand. Beide bewegingen vinden plaats in het transversaal vlak (boven- en onderzijde). Bij supinatie draait de handpalm vanuit een geproneerde houding naar boven toe (zoals in de smeekhouding). Bij de voet wordt van supinatie gesproken als de binnenrand van de voet naar boven wordt opgetrokken zodat de buitenkant van de voet omhoog wijst.
Pronatie is de tegenovergestelde beweging van supinatie. Bij pronatie van de hand wijst de handpalm in eerste instantie naar beneden en door de hand te proneren komt de handpalm omhoog. Pronatie van de voet gebeurt door vanuit een neutrale rechte positie de binnenkant van de voet naar binnen te bewegen.
Inversie en eversie
Inversie/inversion en eversie/eversion. Inversie vindt plaats in het frontaal lichaamsvlak (waarbij het lichaam in een voor- en achterkant wordt gesneden). Inversie is de beweging die plaatsvindt in het onderste spronggewricht, waarbij supinatie gecombineerd wordt met adductie van de voorvoet. Inversie kan het best omschreven worden als de rotatie van de voet naar binnen (de voet kantelt naar binnen). De mediale (binnenste) kant van de voet wordt opgetild.
Eversie is de tegenovergestelde beweging van inversie en is de rotatiebeweging van de voet naar buiten (van het midiane naar het laterale vlak). De laterale (buitenste) kant van de voet wordt hierbij opgetild.
Rotatie is een algemene anatomische term, die de interne (binnenwaartse), of externe (buitenwaartse) draaiing rondom de verticale (longitudinale) as van een gewricht beschrijft. Er zijn twee verschillende soorten rotatiebewegingen.
Exorotatie en endorotatie
Exorotatie/exorotation (buitenwaartse draaiing) en endorotatie/endorotation (binnenwaartse draaiing). Deze bewegingen vinden plaats rond de lengteas (in het transversaal vlak). Bij exorotatie wordt er vanuit een neutrale uitgangspositie een beweging gemaakt waarbij een ledemaat (arm of been) om de longitudinale as naar buiten beweegt. Endorotatie is dezelfde beweging maar dan naar binnen.
Exo- en endorotatie zijn bewegingen die plaatsvinden in het schoudergewricht, het heupgewricht en in het kniegewricht (bij een gebogen knie).
Door het onderstaande filmpje te kijken, zie je precies hoe de verschillende bewegingen eruitzien.
[youtube]https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
Comment Section
1 reactie op “Anatomische richtingsaanduidingen”
Door Pd kuijper op 31 maart 2016
Zeer heldere zowel qua beschrijving als grafisch afgebeeld van de verklaring van de latijns/medische termen van de bewegingsrichtingen.
De eerste heldere uitleg die althans ik op het web tegenkom.
Complimenten!